Naar aanleiding van de restauratie verscheen het volgende artikel, geschreven door Jeroen Pijpers:

Afgelopen zaterdag 11 september klonk in de Christelijk Gereformeerde Opstandingskerk aan de Aerent Bruunstraat te Leiden Zuid-West Duitse en Franse orgelromantiek op het Fleiter-orgel dat daar in gebruik genomen werd.

Drie jaar geleden verhuisde namelijk de Christelijk Gereformeerde kerk uit de Leidse binnenstad (waar zij lang gebruik maakte van het gebouw aan het Steenschuur) naar de wijk Zuid-West, waar zij de Bevrijdingskerk betrok, een gebouw dat in 1956 gebouwd werd door archtectenbureau Nielsen, Spruit en Van de Kuilen voor de toenmalige Gereformeerde Kerk in Nederland (synodaal). Momenteel is het gebouw om door een ringetje te halen, zowel vanwege de kleurstellingen als de aankleding met fraaie verlichting. Jammer is dat de stoelen storende geluiden maken wanneer men zich beweegt. De inrichting oogt modern. Hierdoor lijkt de neogotische kas van het Fleiter-orgel uit 1897 een merkwaardige verschijning in dit gebouw. Toch heeft de gemeente besloten haar orgel uit de oude kerk mee te nemen. Daarmee besloot zij min of meer ook voor behoud van het instrument. Niet alleen voor haarzelf, maar ook voor de samenleving.

Het orgel is gebouwd in 1897 voor de Sankt Josefkirche in het Duitse Bocholt. Deze kerk werd in hetzelfde jaar geconsacreerd. In de jaren twintig werd het orgel verkocht en door de Leidse firma Bik in de kerkzaal van de Christelijk Gereformeerde kerk aan het Steenschuur geplaatst. Na een opknapbeurt in 1940 door de firma Van Leeuwen werd in 1963 het orgel ‘verneobarokkiseerd’ door de firma Fonteyn en Gaal, wat in de jaren zestig wel vaker gebeurde in orgelland.

Toen men in 2007 besloten had het orgel van de binnenstad naar de Aerent Bruunstraat te verhuizen, werd de firma Kaat en Tijhuis Orgelmakers bij de arm genomen om het orgel te herbouwen. Dit gebeurde onder advies van Ir. Henk Kooiker. De kas werd verhoogd waardoor het mogelijk werd het zwelwerk op de begane grond te plaatsen. Blijkbaar is er niet voor gekozen de mogelijk oorspronkelijke dispositie met de vele achtvoeten op het hoofdwerk terug te brengen. Er is een nieuwe speeltafel geplaatst waarop Kaat en Tijhuis merkwaardig genoeg alleen zijn eigen naam heeft geplaatst en niet die van de oorspronkelijke bouwer.

De Amsterdamse organist Matthias Havinga verzorgde de inspeling. Hij speelde werken van Mendelssohn, Vierne, Schumann en Reger, een programma dat uitstekend op het instrument past. Havinga studeerde orgel bij Jacques van Oortmerssen, tevens piano en kerkmuziek. Momenteel is hij organist van de Lutherse Augustanakerk in onze hoofdstad. De kerk was gevuld met zo’n 300 gemeenteleden, orgelliefhebbers en andere belangstellenden die via een beamer de speler konden volgen. Er waren toespraken en dankwoorden door de orgelcommissie, de predikant en de orgelbouwer. Ook werd een lied gezongen, gedicht door de huidige predikant Groenleer, waarin God werd gedankt voor zijn schepselen met haar kunsten en de nieuwgeboren orgelstemmen in het bijzonder. Daarna was er tijd voor een borrel.

Weer heeft Leiden een instrument in haar gemeente uit een bijzondere stijlperiode. Naast de aanwezigheid van de monumentale orgels uit de belangrijkste stijlperioden in de binnenstad, waar in de toekomst nog eens een groot Engels orgel aan wordt toegevoegd, breidt dit fenomeen zich nu ook uit naar de buitenwijken. En dan te bedenken dat het orgel min of meer gered is door de Leidse gemeente want de Sankt Josefkirche werd in de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd.

Jeroen Pijpers is kerkmusicus en organist en woont in Alphen aan de Rijn

Het orgel | Orgelbouwer | St. Josef Kirche | Dispositie 1897 | Overplaatsing  | Herbouw 2010 | Dispositie 2010 | Literatuur